Vogeltrip naar het Peenedal (vml. DDR)

Al een reeks van jaren onderneemt een vogelvriendenclubje binnen onze vereniging een voorjaarstrip naar een streek in Europa waar ze een week lang van ’s morgens vroeg tot in de avonduren vogels kijken.
Vorig jaar was het reisdoel Gartow aan de Elbe, ruwweg het deel van de rivier waar deze in DDR-tijd de grens vormde tussen Oost en West. In alle opzichten was dit een trip die de vijf deelnemers zich altijd zullen herinneren. Dik Bos heeft in Anser nr. 3 van 2022 verslag gedaan van deze heerlijke dagen.
Een jaar later bij het plannen van een volgende trip denk je terug aan de belevenissen en waarnemingen aan de Elbe. Het idee borrelt op voor een reprise van deze trip, maar je realiseert je ook dat het een volgende keer zo maar anders kan uitpakken. Niet het fraaie weer, niet de luchtshows van Zee- en Visarenden en Rode wouwen, niet de Ortolanen en Draaihalzen. Een herhaling van de trip zou voortdurend vergeleken worden met die van vorig jaar.

Uitbundig bloeiende Sleedoorns en Maretakken

Gelukkig zijn er meer leden van onze vereniging met een voorkeur voor natuurgebieden achter het voormalige IJzeren Gordijn. In 2017 maakte Adrie Hottinga met een groepje vogelmaten van de KNNV Epe-Heerde een trip naar het Peenedal in Mecklenburg-Vorpommern. Van deze 6-daagse trip maakte Adrie – zoals van hem bekend – een zeer uitgebreid verslag, dat ik voor dit artikel veelvuldig heb geraadpleegd w.b. de algemene kenmerken van deze streek. Andere tips kreeg ik van Wim Smit, die samen met Ank en zoon Ard meermalen deze uithoek van de vml. DDR heeft bezocht en dus nauwkeurig kon aangeven waar het goed vogelen is.
In 2011 is het Naturpark Flusslandschaft Peenetal opgericht. Vraag een willekeurig iemand of hij/zij deze streek kent en er zal waarschijnlijk een ontkennend antwoord volgen. Vogelaars die in hun schooljaren bij de geschiedenisles goed hebben opgelet zullen zich de naam Peenemünde herinneren. Eind jaren ’30 en in de eerste oorlogsjaren ontwikkelden hier de nazi’s de V1 en de V2, ballistische raketten waarmee Hitler Londen bestookte.

Peenemünde is ook de plek waar het riviertje de Peene in de Oostzee uitmondt en haar oorsprong heeft in de Kumerowersee, grofweg 100 km westwaarts. Dit grote meer met een oppervlakte van 3255 ha is ook de locatie waar het drietal vogelaars in de middag van 1 mei een eerste lange stop neemt om de waarnemingenlijst te starten.
Na Lübeck – alwaar onze 1e Rode wouw -, Wismar en Rostock gepasseerd te zijn nemen we op Autobahn 20 de afslag Gnoien/Dargun en bereiken we na enige tijd de noordwest-oever van het meer bij het buurtschap Kützerhof. Het noordelijke en ondiepe deel van het meer heet hier Grosse Rosinmoor, qua beeld een beetje vergelijkbaar met de moeraslanden van de Wieden. Een kaarsrechte verharde weg en voor auto’s toegankelijk loopt 2 km lang door het gebied om te eindigen bij een watersportcentrum en een uitkijktoren. Boven en op het met waterplanten begroeide water is het een drukte van belang met allerlei soorten vogels, waaronder Geoorde futen en voorbij trekkende Kraanvogels en enkele Rode wouwen.

De meeste aandacht weten drie Visarenden te trekken die dicht voor de uitkijktoren stootduikend hun prooi proberen te verschalken.
Na enige tijd vervolgen we de reis via de provinciale weg 110 richting ons verblijf in het gehucht Liepen, liggend aan de zuidelijke hoge rand van het Peenedal. Het is wel flink zoeken naar ons verblijf aangezien een flink deel van de 110 afgesloten is i.v.m. wegwerkzaamheden. Ook de navigatie is het spoor bijster en dirigeert ons door meerdere dorpjes en gehuchten waar kinderkopjes nog steeds de verharding van de dorpsstraat vormen. Net buiten het dorp Krien loopt de weg over een verhoging in het landschap. We stoppen een moment om het lager gelegen landschap met uitbundig bloeiende sleedoornheggen te fotograferen. Eind april en begin mei stofferen deze houtwallen en de bloeiende fruitbomen langs wegen, de ‘Obstalleen’, op een aangename manier het landschap. Natuurlijk scannen we en passant de omgeving op vogels. We noteren Grauwe klauwier (behoorlijk vroeg op 1 mei), Gele kwikstaart, Europese kanarie en Kraanvogel.

Overal in het landschap al dan niet verwilderde fruitbomen

Uiteindelijk arriveren we bij de voormalige boerderij waar we voor vier dagen onze intrek nemen. Naast het erf laat een Nachtegaal zich horen en vanuit het moeras snort onophoudelijk de Snor.
Het erf grenst aan een weiland bij een kreek die na enkele honderden meters uitkomt in de Peene bij een fors plankier, kennelijk bestemd voor kanohuurders en vissers. ’s Avonds lopen we langs de kreek naar de rivier en genieten van alle natuurgeluiden: Bosrietzanger, Snor, duikelende Watersnip met het kenmerkende mekkerende geluid, Rietzanger en Rietgors, Sprinkhaanzanger en in volume gaat een Boomkikker luidruchtig over deze mengelmoes aan vogelgeluiden heen.

De volgende morgen ben ik vroeg op. De eigenaresse van het vakantieverblijf had ons op een door de EU gefinancierd houten wandelplankier gewezen dat jaren geleden was aangelegd op de grens van het weiland en het moerasbos. Vanuit het in ochtendnevel gehulde rietmoeras klinken de bekende soorten en daar waar het meer wilgen- en populierenbos wordt hoor ik Koekoek, Groene en Zwarte specht, meerdere Nachtegalen, Gekraagde roodstaart, Fluiter en Raaf. Boven het verruigde weiland jubelt een Veldleeuwerik en op paaltjes zitten Grauwe gorzen en een Paapje. Een Visarend vliegt over en zie ik verderop landen bij het nest in een hoge populier. Vanuit het moerasbos klinkt onmiskenbaar de roep van een Draaihals.
Bij een hellingbos stopt abrupt het houten plankier. Kennelijk was destijds de subsidie op. Er is zoiets als een pad, dat omzoomd wordt met Gele anemoon. Ik zie Wijngaardslakken en een Bleke schubwortel, een zeldzame bladgroenloze parasiet uit de familie van bremrapen.

Plankier langs het moeras


Na het ontbijt rijden we naar het plaatsje Görke, een paar kilometer westelijk van de stad Anklam gelegen. Hier gaan we te voet over een wandel/fietspad dat langs het stroomgebied van de Peene naar de stad voert. Groepen Kraanvogels rusten in het ondiepe water, een Zeearend met vis wordt belaagd door een Bonte kraai, Zwarte en Gekraagde roodstaart, Geelgors, vrouwtje Bruine kiek plus de gebruikelijke soorten. Op het pad kruipen oliekevers.
Weer terug bij het begin van de route eten we een broodje in de berm bij een boerderij, begeleid door een vrolijk gekwetter van de Huiszwalwenkolonie aan een schuur. Een oudere man komt aangefietst en stopt bij ons, verlegen om een praatje. Hij is trots op z’n nieuwe e-bike en maakt dagelijks een tocht vanuit z’n woonplaats Anklam. Op mijn vraag wat het bereik is van de accu, andwoordt hij dat dat 130 km is, maar zijn actieradius is niet meer dan 60 km: “Sonst zieht mann die Arschkarte”.
Na de lunch zetten we koers richting polder Menzlin, precies aan de andere kant van de Peene ten noordwesten van Anklam. Al slenterend komen we bij de Wikinger Steingräber, een vindplaats van vroegere bewoning gelegen op een verhoging – de Tannenberg – in het landschap, vanwaar je een prachtig uitzicht over het Peenedal hebt. Zo’n 900 jaar na Christus was dit gebied vanwege de gunstige ligging aan de Peene en de monding van de rivier een belangrijke handelsregio. Tijdens opgravingen tussen 1965 en 1969 werd het grafveld in het ‘Altes Lager’ op de Peeneberg onderzocht. De daarbij ontdekte acht prehistorische graven in scheepsvorm en elf steenformaties van hunebedgrootte zijn van Scandinavische oorsprong en uniek voor het zuidelijke Oostzeegebied. Het grafveld beslaat een oppervlakte van drie hectare en was bedekt door zand dat verstoven is uit de rivierbedding. In de graven zijn restanten gevonden van gebruiksvoorwerpen die wijzen naar Slavische stammen en Scandinaviërs. Wonderlijk genoeg duiden de grafgiften op vrouwengraven, mannengraven werden nog niet ontdekt.
Er is een wandeling te maken van 6,5 km rondom het nabijgelegen meer, die we deels gedaan hebben aan de noordzijde. Aan de zuidzijde grenst het water aan de polder Menzlin, die door de meerjarige ontwatering en het intensieve landbouwgebruik zeer sterk is ingeklonken. Deze polder ligt nu deels meer dan een halve meter onder het gemiddelde waterpeil van de Peene. In het kader van het natuurontwikkelingsproject in het Peenedal is de polder in 1999/2000 volledig vernat en is de landbouw ingewisseld voor natuurdoelen. Door de vernatting zijn de bossen voor een groot deel afgestorven en de voormalig intensief gebruikte veengraslanden staan onder water.
We lopen over een dijkje tot aan een vogelhut. We noteren o.a. Roerdomp, Bosrietzanger, Braamsluiper, Goudvink, Grauwe gors en Baardman. In een wilgenstruik speurt een paartje Buidelmezen naar rupsjes.

Buidelmees

De dorpenweg volgend rijden we het gehucht Quilow binnen, een groene oase in het omringende landbouwgebied. We parkeren bij het imposante witgepleisterde waterslot, tesamen met bijgebouwen en een biologische veehouderij de erfenis wat ooit ruim 400 jaar een landgoed was. Zoals zoveel landhuizen en bezittingen van de bourgeoisie zijn de gebouwen in de DDR-tijd volledig verwaarloosd en leeggeroofd. Het slot en bijgebouwen zijn in 2020 gerestaureerd en funcioneert nu als groepsaccomodatie. Het kasteelbos is een vochtig loofbos op leem en nodigt uit voor een wandeling. We zien Zwarte specht en Zwarte wouw, Goudhaan en Vuurgoudhaan, Fluiter, Zwarte en Gekraagde roodstaart en weer terug bij de schuren van het landgoed zien we Europese kanaries in hoge thuja’s.
’s Avonds in de schemer weer naar het plankier aan de Peene gewandeld. Geen enkel mechanisch geluid, alleen maar natuur om ons heen, gelukkig zonder muggen. Vleermuizen scheren om ons heen, een klap op het water van een bever.
De volgende dag staat een bezoek aan de Anklamer Stadtbruch – of Torfmoor – op het programma.
Het Anklamer Stadtbruch is een bijzondere polder die is ontstaan na enkele dijkdoorbraken in de vorige eeuw. Het gebied ligt ten zuidoosten van de stad Anklam nabij de monding van de Peene in de Peenestrom.
Het gebied beslaat een totale oppervlakte van ca 2000 ha. Vanaf de 17e eeuw werd hier op grote schaal turf gestoken. De turfwinning ging ook verder nadat in 1932 het hele gebied door dijken werd afgesloten en er twee bemalingsinstallaties werden gebouwd om de ontwatering op gang te brengen. Door deze ontwatering en de oxidatie van het veen zakte het maaiveld tot onder de aangrenzende zeespiegel. Met fatale gevolgen bleek later toen tijdens een zware storm in 1955 op enkele plaatsen de dijken het begaven en het veengebied onder water liep. Zo’n 2000 hectare kwam onder het brakke Oostzeewater te staan. Veertig jaar later zorgde een stormvloed op 4 november 1995 ervoor dat de dijk opnieuw brak en de Anklamer Stadtbruch vervolgens permanent onder water kwam te staan. De toenmalige overheid besloot namelijk de dijken niet te herstellen en het water niet weg te pompen.
In de natte polder staan honderden dode bomen die destijds verdronken zijn en de dode staketsels geven een sinister beeld. Het is een polder die wordt gevoed met een mix van grondwater, instromend beekwater, regenwater en overstromingswater uit de Oderhaff. In de dode verdronken bomen zitten grote aantallen broedende Aalscholvers en de kolossale nesten van Zeearenden zijn niet te missen. Stichting NABU – de Duitse Natuurbescherming – heeft eind 2018 1.360 hectare van deze voor natuurbehoud waardevolle wildernis verworven van de stad Anklam. Op deze manier kon de NABU het unieke gebied beschermen tegen nieuwe economische belangen.

Om het gebied te verkennen rijden we door extensief beheerde graslanden en ruigtes naar het vissersdorpje Kamp, gelegen aan de Peenestrom. Vanaf hier kun je te voet of met de fiets met het veer naar de overkant, het schiereiland Usedom. We lopen over het tracé van een spoorbaan, in DDR-tijden gebruikt voor een lokaal treintje. Het is niet bepaald een aangenaam wandelen want het dijkje bestaat uit rolstenen van een flink formaat. Verder bestaat het omliggende landschap uit veel water, waterplanten, en vooral veel riet met vanzelfsprekend veel watervogels. Aan de einder vele dode bomen die de hoge waterstand niet overleefden na de dijkbreuken in de vorige eeuw. Ook de bomen op de dijk hadden het moeilijk door bevers die het hier best naar hun zin leken te hebben. Zelfs forse essen met een stamdoorsnede van 30 à 40 cm waren hier door de knagers geveld. Dit zien we trouwens overal in deze streek. Oude bomen die het behoud waard zijn dienen met gaas worden bekleed.

Het werk van Bevers


Het is een fraaie dag en de straffe noordenwind van vorige dagen is wat afgenomen. De wind heeft wel als plezierig effect het totaal ontbreken van muggen. Boven de dode bomen cirkelen twee Zeearenden, we zien 3 Steltkluten, Putters, Witgat, Wilde zwaan, Bergeend en in het bosdeel tegen het dorp aan Braamsluiper en Fluiter.
Voor een verkenning van de zuidzijde van het Torfmoor rijden we naar Bugewitz, een prettig ogend dorpje ver van de bewoonde wereld. In het gewas naast een fraaie oude laan die naar het dorp leidt, poseert een Paapje. Over een geasfalteerde weg gaan we vanaf het slaperige dorpje te voet verder. Links van ons extensief weidegebied, rechts rietvelden en moeras. In het weiland en in de struiken langs de sloot zien we Gele kwikstaart, Roodborsttapuit, Bosrietzanger. We lopen een paar kilometer tot aan de uitkijktoren, waaruit je een geweldig uitzicht hebt op het moeras. Onder het dak broeden Boerenzwaluwen en we noteren o.a. Bergeend, Waterral, Baardman en Wintertaling.

Voor dag 4 hebben we de bosrijke en drogere gebieden rond de nederzettingen Klotzow en Jamitzow in petto. Dit is grofweg de streek ten noordoosten van Anklam. Via Murchin en Pinnow bereiken we het idyllisch gelegen dorpje Klotzow, gelegen op een hoogte aan de Peenestrom. In het verruigde grasland laat een Grauwe gors zijn monotone rinkelende liedje horen en een mannetje Grauwe kiekendief vliegt over. We lopen een soort van pier af die uitkomt bij een desolaat industriehaventje. Twee damherten schrikken van onze aanwezigheid en benen weg door de rietkraag. Naast al eerder genoemde soorten zien we Groenpootruiters en Visdieven.
We rijden door het bos verder naar een slaperig Jamitzow en we passeren een grote Fladderiep of Steeliep (Ulmus leavis) met een holte waar je bijna rechtop in kunt staan. Deze holle ‘Ulme’ in Klotzow zou 350 – 500 jaar oud zijn. Alle nog aanwezige eeuwenoude iepen zijn “Denkmalen” en op de stam bevindt zich een schildje. Zowel in Mecklenburg-Vorpommern als in Niedersachsen worden monumentale bomen beschermd en voorzien van een schildje, waardoor ze de status “Naturdenkmal” hebben.

De holle Fladderiep van Klotzow

Voorbij Jamitzow parkeren we de auto aan de bosrand en wandelen we naar de kust. Het pad is ook hier omzoomd met hoogopgaande bloeiende sleedoornhagen, een lust voor het oog. Een koffiestop in een uitzichttoren en we noteren Raaf, Geelgors, Roek, Putter en Rode wouw. Een mannetje Zomertaling valt in in een weidebeek en vanuit de rietkraag horen we het harde gekras van een Grote karekiet, de eerste deze week.
Een tijdje later rijden we via een bosweggetje door naar het gehucht Buggenhagen. Voorbij de bebouwing wordt het pad steeds slechter met diepe sporen en mul zand, waarop we veiligheidshalve besluiten te keren. Onverantwoord crosswerk met de auto over onbegaanbare bospaden hebben we lang geleden voor het laatst gedaan in de Müritz-regio, niet nog een keer. Ondertussen hebben we wel Fluiter, Grauwe gors en een paartje Grauwe klauwier in een struik genoteerd.
Eenmaal weer terug op de provinciale weg stoppen we bij het buurtschap Johannishof, enkele kilometers onder Pinnow. Na een droger agrarisch deel eindigt het boerenpad in de Murchiner Wiessen, een plasdras gebied waar we vanuit een vogelhut de waarnemingenlijst aanvullen met Krakeend, Grote zilverreiger, Oeverloper, Kemphaan, een paartje Pijlstaart en Tafeleend, Kuifeend en circa 40 Geoorde futen. Er jagen twee Zeearenden boven de plas en we horen de tweede Grote karekiet van deze week.

Reeën in de morgenschemer


De volgende dag zit ons verblijf in het Peenedal er op en de trip samenvattend het volgende:
1. Diverse interessante en toegankelijke vogelgebieden op korte afstand van elkaar;
2. Door de aard van de natuurgebieden vooral waarnemingen van water- riet- en moerasvogels.
3. Overduidelijke aanwezigheid van een grote populatie bevers;
4. Beste bezoektijd is n.m.m. rond 1 mei om a) het monotone akkerlandschap buiten het stroomgebied van de Peene wordt in die periode aanzienlijk opgefleurd door slingers bloeiende sleedoorn en b) rond die datum is het gebied nog gevrijwaard van steekmuggen.

Bronnen:
– Wagner, Christian und Christoph Moning. 2009. Vögel beobachten in Ostdeutschland. Die besten Beobachtungsgebiete zwischen Rügen und Thüringerwald. Kosmos-Naturführer) (Deutsch) Paperback (Perfect)NABU. 2009.
– https://epe-heerde.knnv.nl/wp-content/uploads/sites/8/2021/11/2017-Vogelreis-Peenedal-Vogelwerkgroep-Epe-Heerde.pdf
– Kaart o.a. USEDOM mit Boddenküste 1: 75.000 – uitg. Nordland

Avondstemming aan de Peene